Ik ben als een prisma. Zodra er een menselijke context aanwezig is, verander ik van kleur. Hoe langer ik alleen onderweg ben, hoe meer mijn persoon gelijk wordt aan de binnenkant van deze hut (Bivacco Rosario). Een kleine afgesloten ruimte in een buitenwereld van mist en onguur weer. Alleen de rookpluim van het vuur in de bivak verraadt de aanwezigheid van het broeden daarbinnen. Een rookpluim in de mist, qua vorm hetzelfde, qua inhoud wezenlijk anders. Ik verlangde alleen te zijn, fantaseerde over het realiseren van melancholische idylles zoals die in de film ‘Die Wand’, waarin een vrouw noodgedwongen moet zien te overleven met alleen een hond, een koe en een kleine hut in de wildernis omdat er plots een glazen wand verscheen tussen haar en de rest van de wereld. Ik droomde over desolate hoogvlaktes met daarop een verlaten, eenvoudige blokhut. Sinds korte tijd begint mijn realiteit angstvallig veel op de fantasie te lijken. Hoe langer ik menselijk contact mijd, hoe meer. Het is alsof mijn bestaan begint te vaporiseren met de mist buiten. De geest verlaat het lichaam en gaat zijn eigen weg. Als een dier, zich slechts verhoudend tot zijn primaire levensbehoeften, beweegt het lichaam zich voort. Maar de geest komt vrij en ontdoet zich van sociale ballast en andere ruis. Ze hervindt haar oorsprong en verlaat de sociaal wenselijke vorm. Geen barrières, geen gêne, geen taboes, geen dwang. Als de prisma wordt ze allesoverweldigend niets. Het is beangstigend en bevrijdend doods. Zonder context is ze niets en daarmee in staat tot alles. De vrije wil floreert bij eenzaamheid.