‘Ja, we zien de wolf.’ ‘1200’. Geroutineerd geïrriteerd beantwoordt de herderin de steeds opnieuw gestelde vragen van voorbijgaande toeristen. Het is alsof de toerist in zijn fluoriserende sportoutfit uit een andere wereld komt. Alsof de hekken van het schapenpark de scheidingslijn zijn tussen oud en modern, langzaam en snel, verweerd en geconserveerd, blootgesteld en beschermd, schijn en werkelijkheid. Uiterlijk, innerlijk, de herder binnen, de toerist buiten. Bordjes aan het begin van de wandelroute verwijzen de wandelaar naar de ‘cabane de berger’. Via een van belastinggeld duurbetaalde belvedere arriveren de toeristen bij de ‘rustieke’ cabane. Waar de herders in weer en wind, kou en nattigheid, afwezigheid van ieder comfort, zichzelf enigszins in leven en in vorm weten te houden. Schimmel op de muren, kieren die wind doorlaten, lek in het dak. Een ‘openluchtmuseum’. Wat de toerist ook het recht blijkt te geven zonder vooraf permissie te vragen zijn camera op de herder te richten. Charlotte stoort zich hieraan. Dit is haar dagelijks leven. En het is zwaar. Ze heeft behoefte aan haar privacy en leefruimte. En ze is niet de enige herder.
Arkadische Landschaft van de Duitse schilder Jacob Philipp Hackert (1737-1807)
Sinds de Griekse oudheid idealiseren we, en dan vooral de stedelingen, het herdersbestaan. Kunstenaars representeerden ‘Arcadie’, het beloofde land dat perfectie benaderde. Een voloptueuze natuur met daarin harmonieus de herder met zijn kudde. In de renaissance gingen groepen Bourgeois gekleed in herdersoutifit doen alsof ze herders waren op de alpenweides. Paulo Cognetti beschrijft in zijn boek de acht bergen hoe een groep stedelingen in een berghut samenkomt en over ‘de natuur’ praat en een bestaan daarin voor zich ziet. De echte montagnard corrigeert hen. Hier kennen we geen ‘natuur’. Dat is ontastbaar, onwerkelijk. Hier praten we over boom, steen. Dat wat bruikbaar, functioneel en echt is.
Het is stil in Puy Saint Vincent in oktober. Ooit door grote, hard werkende boerenfamilies bewoonde hutten zijn nu al lang duurbetaalde vakantiehuizen. Met een massale leegloop buiten het seizoen tot gevolg. Enkel de volhardende herder zuigt met zijn kudde het laatste beetje leven uit het voor zijn onvermijdelijk gauw eindigende bestaan vechtende gras.
De tijd staat stil of verglijdt op zn minst langzaam terwijl de herder niets ontgaat. Een herder bijbenen is niet aan iedereen besteed en voor een herder is het niet evident het huidig maatschappelijke bestaan te volgen. Zo zijn de herders, ze bewaren het laatste staaltje bergleven. Ze offeren liefde- en passievol hun leven voor de kudde, de cultuur, de leefstijl, de berg. Ze maken deel uit van de berg. Fotowaardig, wellicht. Maar daarmee gelukkig -nog- geen museum.