Als je maar lang genoeg op Kreta verblijft, kom je vanzelf een keer in aanraking met een zwerfhond. Zo overkwam het Leander en mij ook. Een kennis uit het dorp waar we voor de winter verbleven trekt zich het lot van de zwerfdieren erg aan en kon de impuls niet onderdrukken een verlaten en uitgemergelde Griekse jachthond mee naar huis te nemen. Zeker gezien haar huis reeds bevolkt werd door een fluctuerend aantal katten en twee en halve herdershond was ze blij met ons aanbod op het beest te passen zolang we konden.
Inmiddels zijn we 4 maanden en een voettocht van 400 km over Kreta met Minos, zoals we het dier noemden, verder. Klaarblijkelijk wordt het vermaarde Griekse ras zeer vaak aangetroffen op straat of in de shelters wat niet in de laatste plaats te maken heeft met het feit dat er hier gewoon heel veel van dit soort honden rondlopen of, beter gezegd, vastliggen aan een ketting. Minos werkte fantastisch als sociaal smeermiddel tussen de Kretanen en ons: we hebben toch minstens vier keer ‘I have the same’ gehoord. We troffen zelfs ergens een terrein aan met een vijftigtal Minos kopieën. Stuk voor stuk vermagerd en ziek, dat dan weer wel. De Griekse jachthond wordt hier gebruikt waar hij voor gefokt is en bij onvoldoende functioneren fungeert hij zonder slag of stoot als wegwerpartikel. Maar het continuerend zwerfdierenleed in Griekenland mag als bekend worden verondersteld dus spaar je de schrijnende verhalen.
Na een aanzienlijk deel van ons schaarse spaargeld alsook van onze (hopelijk) minder schaarse doch dierbare tijd in Minos te hebben geïnvesteerd, hervond het aanvankelijk lieve, onderdanige, gehoorzame en uitgehongerde hondje dat leek te zijn achtergelaten vanwege een ontbrekend jachtinstinct, door voeding, medicatie, beweging, aandacht maar vooral onder invloed van heel snel groeiende teelballen en daar bijkomende hormonale veranderingen al snel zijn roeping. Hij moest duidelijk zijn door ondervoeding op pauze gezette ontwikkeling tot volwaardige reu in korte tijd inhalen.
Daar Leander en ik gepland hadden de E4 (lange afstandstocht) over Kreta te lopen in april en we nog geen nieuw tehuis voor Minos hadden gevonden, besloten we de hond mee te nemen. We zagen er geen probleem in een puberende jachthond met een onbekend zwerversverleden, die voordat hij bij ons kwam nog nooit van gehoorzaamheidstraining had gehoord, mee te nemen op een voettocht over een eiland met ontelbaar veel schapen, geiten en kippen en bijbehorende opvliegerige Kretaanse herders/boeren. Je kunt je wel voorstellen hoe onopvallend het wildkamperen ons drieën verging. Op Kreta wonen meer schapen en geiten dan mensen, met overbegrazing, vernietiging van inheemse flora en fauna en daarmee terraforming tot gevolg. Die kuddes worden vaak gevolgd door enigszins verveelde Kretaanse mannen die hun van geboorte en afkomst sterk ontwikkelde trots anno 2018 hebben ingewisseld voor rondrijden in hun doel voorbijstrevende pick-ups en op plaatsnaam- en verkeersborden schieten. Want ja, echte Kretaanse mannen hebben een geweer. Na enkele onplezierige ontmoetingen met deze raskretanen naar aanleiding van ongewenste intimiteiten tussen hond en geit (althans wat de geit betrof dan), liepen we de tweede tweehonderd kilometer met een trekkende hond aan de lijn over moeilijk terrein waarbij een zware rugzak al voor genoeg belemmering zorgde.
Gedurende onze tocht begonnen we ons een aantal dingen af te vragen: Is het eigenlijk wel juist een dier te redden dat vervolgens een risico vormt voor een ander leven (ik noem een onaangenaam voorval waarbij de hond welgenoeglijk op de achterpoot van een babygeitje lag te knagen)? Redden we nu een leven of beëindigen we er juist mogelijk meer? En is dat laatste geval slecht of gewoon de natuur zijn gang laten gaan? Wie heeft meer recht op loslopen in onafgezet platteland: de geit of de hond? Als niemand rechtmatig eigenaar is van het grondgebied zou ik zeggen dat ze beiden evenveel recht op vrij rondlopen hebben. Een hond blijft nu eenmaal een afstammeling van de wolf en de geit een mogelijk slachtoffer. Beide dieren zijn echter gefokt met een doel voor de mens en bewandelen het land omdat de mens ze daar gezet heeft. Wij lijnden de hond aan om de kuddes en herders en daarmee onszelf rust te gunnen maar wat is het verschil tussen een van een rots gestort dood schaap en een door een hond opgejaagd schaap als beiden niet geoormerkt zijn en het land geen eigendom is van de herder? Het is onze hond zonder paspoort vs. illegaal vee. Daarnaast was het ongelukkige schaap blijkbaar niet uitgerust met de juiste genenpool om een volgende generatie op de wereld te zetten.
Tegelijkertijd hebben wijzelf op onze beurt ons ook weer gemengd in de plannen van moeder natuur. Als we de hond niet hadden verzorgd, was hij gestorven van de honger en ziekte en daarmee zou hij niet geschikt zijn geweest voor gezond nageslacht te zorgen, ergo end of the bloodline. Alleen de sterksten overleven. Maar als de hond van pup af aan op straat zou hebben geleefd zou hij wellicht volledig onafhankelijk zijn geworden, zoals je regelmatig ziet bij goed boerende zwerfhonden. Dus eigenlijk corrigeerden we met ons ingrijpen het menselijk falen en niet de natuur?
Desondanks waren we ontzettend boos op het beest als hij pogingen ondernam zijn eigen voer te vangen, dwz luid blaffend achter de veel wendbaardere geiten aanhollen meestal zonder daadwerkelijk succes. ‘S avonds kochten we het dier dan wel weer premium hondenbrokjes met ‘minstens 80% gemalen kip’ en een blik luncheon meat… Dat leidt weer tot de vraag waarom wij eigenlijk een roofdier als gezelschapsdier houden als we niet kunnen accepteren dat hij nog steeds deze eigenschappen heeft. Neem een vegetariër met een hond die vegetarisch voer krijgt als voorbeeld…. Wat is nu het goede en wat het slechte gedrag of is moraal gewoonweg niet toepasbaar op de circle of life?
Toen we eerder door een verlaten natuurgebied in Bosnië fietsten keken we tijdens een pauze aanvankelijk vol afschuw naar een hagedis die schijnbaar zonder emotie een ogenschijnlijk emotieloze sprinkhaan een poot afknaagde. Geen van beiden leek enige empathie of begrip voor de ander op te brengen. De een at, de ander stierf en dat was dat. Wij als mens kennen dat gevoel van empathie blijkbaar dus wel en veronderstellen dat dat een goede menselijke eigenschap is. Maar is het dat wel? Of is het eigenlijk een uiting van superioriteitsgevoel? Wij denken te weten dat een vrij geboren hond/mens/whatever beter af is door een van gevaar en ziekte afgeschermd leven. Alles wordt verzekerd, iedereen wordt gevaccineerd, drinkwater wordt gereinigd, tumoren worden bestreden, slechte ogen krijgen lenzen, een hond een vlooienband. Hoe moet evolutie hier nog tegen op boksen? Onze lichamen hoeven niks meer te doen, we leven in een padded room en denken dat iedereen daarbij gebaat is. ‘What doesn’t kill you makes you stronger‘ is verworden tot de angst voor de angst. Tegelijk zijn we allemaal op zoek naar een bepaalde mate van vrijheid, doen wat we zelf willen in onze eigen tijd. Ook voelen we de behoefte onszelf te verbeteren, middels training of studie. Dat is de keerzijde van die schijnbare veiligheid. Vrij leven en leven dat gericht is op zelfverbetering is niet veilig en verzekert op den duur een sterker ras alsook een natuur die in harmonie is, en een mens die een vervuld leven leidt, in evenwicht met zijn oerdriften. Maar waarom kennen we dan toch die empathie? Of is ook dat selectief en uiteindelijk een middel tot zelfverwerkelijking? Je hebt immers anderen nodig om te kunnen overleven, maar wat hebben wij aan een hond als hij niet mag jagen en niet getraind wordt om iedere morgen de krant uit de brievenbus te halen?
Freud zei het al: onze cultuur is onbehaaglijk en verbiedt ons onze directe oerdriften uit te oefenen met opgekropte frustraties tot gevolg. Die gevoelens moeten er op een of andere manier uit en als je ze niet weet te kanaliseren vormen ze een probleem. Dat is niet anders voor een hond die zijn jachtinstinct niet kwijt kan… Ik denk dat dit de essentie is van onze moderne cultuur: ons leven is indirect, al onze natuurlijke instincten naar aanleiding van primaire levensbehoeften worden door een tussenlaag van moraal, gewoontes, gebruiken, fatsoen, wetten, regels, systemen, de illusie van veiligheid danwel schijnbare empathie gescheiden van de verwezenlijking ervan. Bovendien menen we ons empathisch door ons te mengen in het leven van andere mensen en andere diersoorten. Leven is van nature chaotisch, doelloos en moraal loos. Misschien is de acceptatie daarvan een stap in de richting van maatschappelijk en natuurlijk herstel
Het conflict van altruïsme en niet vergevingsgezinde natuur blijft steeds terugkeren in mijn leven. In mijn omgeving maar ook in mijzelf. Je wilt helpen maar bewerkstelligt daardoor soms meer leed dan goed. Wat is die functie van altruisme in biologisch opzicht? Historicus Yuval Noah Harari schrijft in zijn boek Homo Sapiens: een kleine geschiedenis van de mensheid dat de huidige mensensoort Homo Sapiens een afstammeling is van de Neanderthaler. De Neanderthaler was een absurd sterk wezen dat autonoom of in kleine groepen functioneerde. Het was een nomade die zichzelf voedde door te jagen en verzamelen. De daaruit voortkomende Homo Sapiens opereerde in veel grotere groepen en was veel afhankelijker van zijn medemens. Hierdoor werd sociaal gedrag ook steeds belangrijker voor overleving.
Een andere schrijver die een verklaring geeft voor onze menselijke altruïstische neigingen is bioloog Frans de Waal. Hij doet onderzoek naar apen. In het bijzonder naar de Bonobo en de Chimpansee. De mens is aan beiden verwant. Deze twee apensoorten lossen conflicten echter allebei op een zeer eigen wijze op. Waar de Chimpansee alles oplost met vechten, ruzie en strijd, bedekt de Bonobo alles met de mantel der liefde. De Waal verklaart het ontstaan van deze twee omgangsvormen door de plaats waar beiden soorten zich hebben ontwikkeld. De Bonobo vestigde zich aan de kant van de Afrikaanse rivier de Kongo waar een overvloed aan voedsel was, de Chimpansee vestigde zich aan de andere kant, waar schaarste heerste. Een snelle, logische conclusie kunnen we hier trekken: waar welvaart is, is meer ruimte voor altruïsme. Waar schaarste is, ontstaat meer concurrentie en strijd. De vraag is echter, welke omgangsvorm is de meest juiste als we uitgaan van het bestaan van natuurlijke selectie? Welke vorm creëert een ‘beter’ nageslacht, wat is ‘beter’? Is beter sterker, harder, autonomer? Of is beter socialer, zachter, begripvol, behulpzaam? Survival of the fittest of survival of the kindest?
Hoe het ook zij, de mens lijkt altijd heen en weer geslingerd te worden tussen twee tegenstrijdige krachten. Noem het levens- en doodsdrift, noem het mannelijk-vrouwelijk, noem het goed-kwaad, noem het hard-zacht. Het blijft een Grieks Dilemma.